De jaarrekening is opgemaakt conform de voorschriften van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV) en de verordening ex artikel 212 Gemeentewet, waarin de gemeenteraad de uitgangspunten voor het financiële beleid heeft vastgesteld. Aan de debetzijde, de linkerkant van de balans staat een opsomming van alle activa. Dit zijn de bezittingen van de gemeente. De creditzijde, de rechterkant van de balans, geeft een inzicht in de financiering van de bezittingen. Dit zijn de passiva, bestaande uit het eigen vermogen en de schulden (=vreemd vermogen).
Alle bedragen in de tabellen zijn in duizenden euro’s vermeld, tenzij anders is aangegeven.
Algemene grondslagen voor het opstellen van de jaarrekening
De waardering van de activa en passiva en de bepaling van het resultaat vinden op basis van historische kosten plaats. Tenzij bij de desbetreffende balansrubriek anders is vermeld, worden de activa en passiva tegen nominale waarden opgenomen.
De baten en lasten worden toegerekend aan het jaar waarop zij betrekking hebben. Baten en winsten worden slechts genomen als ze op de balansdatum gerealiseerd zijn. Verliezen en risico's die hun oorsprong vinden voor het einde van het begrotingsjaar worden genomen als ze voor het opmaken van de jaarrekening bekend zijn geworden.
Met betrekking tot de verwerking van de algemene uitkering heeft de commissie BBV een stellige uitspraak gedaan. Deze uitspraak houdt in dat in de jaarrekening de algemene uitkering wordt opgenomen conform de in het jaar laatst gepubliceerde accresmededeling, die doorgaans is opgenomen in de september circulaire van het boekjaar.
Personeelslasten worden in principe toegerekend aan het boekjaar waarop ze betrekking hebben. Als gevolg van het formele verbod op het opnemen van voorzieningen c.q. schulden uit hoofde van jaarlijks terugkerende arbeidskostengerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume, worden sommige personele lasten echter toegerekend aan de periode waarin uitbetaling plaatsvindt. Daarbij moet worden gedacht aan componenten zoals ziektekostenpremie ten behoeve van gepensioneerden en overlopende verlofaanspraken.
Voor arbeidskostengerelateerde verplichtingen van een jaarlijks vergelijkbaar volume wordt geen voorziening getroffen of op andere wijze een verplichting opgenomen. De referentieperiode is dezelfde als die van de meerjarenraming, te weten vier jaar. Als sprake is van (eenmalige) schokeffecten (bijvoorbeeld reorganisaties) dient wel een verplichting opgenomen te worden.
VASTE ACTIVA
Immateriële vaste activa
Algemeen
De immateriële vaste activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgings- c.q. vervaardigingsprijs verminderd met de afschrijvingen en waardeverminderingen die naar verwachting duurzaam zijn. Eventuele van derden verkregen specifieke investeringsbijdragen worden in mindering gebracht op het geactiveerde bedrag.
Kosten van onderzoek en ontwikkeling van een bepaald actief
De kosten van onderzoek en ontwikkeling worden in 5 jaar afgeschreven.
Het activeren van kosten van onderzoek en ontwikkeling als immaterieel actief is alleen toegestaan onder een aantal voorwaarden:
- de gemeente heeft de intentie het actief te gebruiken of te verkopen;
- de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien staat vast;
- het actief zal in de toekomst economisch of maatschappelijk nut genereren;
- de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen kunnen betrouwbaar worden vastgesteld.
Voorbereidingskosten voor grondexploitaties worden sinds 2016 ook onder deze categorie verantwoord.
Bijdragen aan activa in eigendom van derden
Bijdragen aan activa van derden worden geactiveerd. Deze bedragen zijn gewaardeerd tegen het bedrag van de verstrekte bijdragen, verminderd met afschrijvingen. De verleende bijdragen worden afgeschreven in de periode waarin het betrokken actief van de derde op basis van de door de gemeente gestelde voorwaarden moet bijdragen aan de publieke taak.
Materiële vaste activa
1. Investeringen met economisch nut
- Gronden uitgegeven in erfpacht
De in erfpacht uitgegeven percelen zijn gewaardeerd tegen de eerste uitgifteprijs (i.c. de waarde die bij eerste uitgifte als basis voor de canonberekening gehanteerd is).
Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde.
- Overige investeringen met economisch nut
Investeringen met een economisch nut zijn investeringen in zaken die verhandelbaar zijn en/of kunnen bijdragen aan het genereren van middelen. Deze investeringen zijn tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs gewaardeerd.
Specifieke investeringsbijdragen van derden, zoals investeringssubsidies en andere bijdragen van derden, worden op de desbetreffende investering in mindering gebracht. In die gevallen wordt op het saldo afgeschreven.
Investeringen worden vanaf het jaar volgend op ingebruikneming/gereedkomen lineair en incidenteel annuïtair afgeschreven in de verwachte gebruiksduur, waarbij rekening wordt gehouden met een eventuele restwaarde.
Investeringen onder de € 10.000 worden niet geactiveerd maar in één keer ten laste van de exploitatie gebracht.
Op grondbezit met economisch nut (buiten de openbare ruimte) wordt niet afgeschreven.
Volledigheidshalve vermelden wij dat op investeringen die vóór 2004 gedaan zijn soms extra is afgeschreven zonder economische noodzaak (ter verlichting van toekomstige lasten). Ook zijn in voorkomende gevallen reserves op dergelijke investeringen afgeboekt.
De afschrijvingstermijnen die we hanteren zijn vastgelegd in de nota investeringsbeleid 2016, door de raad vastgesteld op 15 december 2016.
- Investeringen met economisch nut waarvoor heffing geheven kan worden
Investeringen waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing in rekening gebracht kan worden, worden in een afzonderlijke categorie gepresenteerd. Het gaat om de investeringen in riolering.
Bedragen die via het riooltarief gespaard zijn voor vervanging zitten in een voorziening. Deze voorziening wordt, voor zover die toereikend is, gebruikt om investeringen in riolering af te boeken.
2. Investeringen in de openbare ruimte met uitsluitend een maatschappelijk nut
Investeringen met een maatschappelijk nut zijn investeringen in de openbare ruimte. Deze investeringen zijn niet verhandelbaar en/of kunnen niet bijdragen aan het genereren van middelen.
Met ingang van het boekjaar 2017 is het op basis van een BBV-wijziging verplicht om investeringen met maatschappelijk nut te activeren en over de verwachte toekomstige gebruiksduur af te schrijven. Deze verplichting geldt alleen voor investeringen die vanaf 2017 zijn gedaan. Voor investeringen van vóór 2017 blijven de destijds geldende grondslagen bestaan.
Voor investeringen die zijn gedaan vóór 2017 is het uitgangspunt bij investeringen met maatschappelijk nut dat deze niet geactiveerd worden, maar rechtstreeks ten laste van de exploitatie gebracht worden. De lasten van deze investeringen worden dus in één keer genomen, tenzij de financiële positie het niet toelaat. Dan mogen deze investeringen geactiveerd worden en wordt er vervolgens op afgeschreven. De boekwaarden van investeringen met maatschappelijk nut van vóór 2017 moeten dus nadrukkelijk als nog te dekken investeringsrestanten worden gezien. Afschrijving van investeringen met maatschappelijk nut vindt in beginsel lineair plaats. In uitzonderingssituaties kan resultaatafhankelijke afschrijving worden toegepast.
Om inzicht te geven in het deel van de activa dat wel vergelijkbaar is qua systematiek is in het verloopoverzicht in de toelichting op de balans aangegeven welk bedrag volgens de nieuwe systematiek is verantwoord en welk deel volgens een andere systematiek.
Financiële vaste activa
De financiële vaste activa bestaan uit:
- kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen;
- leningen aan woningbouwcorporaties
- overige langlopende leningen;
- overige uitzettingen met een rentetypische looptijd van één jaar of langer.
Kapitaalverstrekkingen en leningen worden gewaardeerd tegen de nominale waarde onder aftrek van eventuele aflossingen. Zo nodig is een voorziening voor verwachte oninbaarheid in mindering gebracht.
Van een deelneming is sprake (art1-d BBV) als de gemeente participeert in het aandelenkapitaal van een NV of BV.
De term kapitaalverstrekking wordt zowel gebruikt voor de participatie in risicodragend (eigen) vermogen (aandelenkapitaal, stichtingskapitaal e.d.) als voor de verstrekking van financieringsmiddelen aan verbonden partijen in de vorm van vreemd vermogen. In die laatste gevallen gaat het doorgaans om flexibele financieringsvormen zonder vast aflossingsstramien.
Participaties in het aandelenkapitaal van NV’s en BV’s (kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen in de zin van het BBV) zijn gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs van de aandelen. Mocht de marktwaarde van de aandelen structureel tot onder de verkrijgingsprijs dalen dan zal afwaardering plaatsvinden naar lagere marktwaarde. Voor risico’s wordt een voorziening gevormd.
Dividendopbrengsten van deelnemingen worden als baten genomen op het moment waarop het dividend betaalbaar gesteld wordt.
VLOTTENDE ACTIVA
Voorraden
1. Onderhanden werk, waaronder grond in exploitatie
De als onderhanden werk opgenomen bouwgronden in exploitatie zijn gewaardeerd tegen de vervaardigingsprijs of de lagere marktwaarde. De vervaardigingsprijs omvat de kosten die rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend (zoals grondaankopen en kosten van bouw- en woonrijp maken), en een redelijk te achten aandeel in de rentekosten en de administratie- en beheerskosten. Deze rente wordt onder het onderhanden werk geactiveerd.
Voor winstnemingen worden twee methoden gehanteerd.
Voor projecten die vanaf 2012 zijn opgestart worden winsten pas genomen als de kosten geheel of grotendeels gemaakt zijn en er een goede grip op de te verwachten kosten en opbrengsten is. Dit is vaak pas in de eindfase van een project het geval. Tot die tijd worden verkoopopbrengsten in mindering gebracht op de vervaardigingskosten.
Voor projecten die eerder zijn opgestart worden winsten genomen als en voor zover die met voldoende mate van betrouwbaarheid als gerealiseerd aangemerkt kunnen worden. Bij deze ‘oude’ methode is eerder sprake van winstneming dan bij de nieuwe methode. De nieuwe methode past beter bij de huidige onzekere marktomstandigheden.
De verliezen op grondexploitaties worden voorzien zodra ze bekend zijn.
Met ingang van het boekjaar 2016 is het BBV met betrekking tot de grondexploitaties gewijzigd. De wijzigingen zijn van toepassing vanaf 2016. De hoofdlijnen van de wijzigingen zijn:
- Tienjaars termijn voor grondcomplexen, daarna aanvullende beheersmaatregelen. We hebben drie projecten met een langere doorlooptijd dan 10 jaar (Wilgendaal, Vorstengrafdonk en Liesdaal). De Raad heeft besloten om hier gemotiveerd van af te wijken in het najaarsbericht (november 2016).
- Rentetoerekening aan de grondcomplexen: de rente die ten laste komt van grondcomplexen moet in de toekomst gebaseerd worden op basis van de werkelijke rente. Deze bedraagt in 2016 1,35%.
- Kostentoerekening conform de Wet ruimtelijke ordening. De kostentoerekening bij de exploitaties moet aansluiten op de kostenverhaalsmogelijkheden zoals benoemd in de Wet ruimtelijke ordening. Daarmee wil de commissie BBV aansluiten bij de wijze van kostentoerekening in het exploitatieplan en de nieuwe regels voor vennootschapsbelasting. Het nadeel is dat niet alle kosten die wij nu toerekenen aan de exploitaties in de kostensoortenlijst staan. Kosten die niet op de kostensoortenlijst staan, activeren we niet meer binnen de grondexploitatie.
- Formele besluitvorming gemeenteraad: het startpunt van een Bouwgrond in exploitatie (BIE) is het raadsbesluit. Dit besluit is inclusief een grondexploitatiebegroting. Wij doen dit via het jaarlijkse MPG en het najaarsbericht van het grondbedrijf, waarin we deze besluitvorming expliciet maken.
- Voorbereidingskosten voor grondexploitaties: voorbereidingskosten voor toekomstige grondexploitaties mogen onder een aantal voorwaarden (na maximaal 5 jaar moeten de kosten hebben geleid tot een concrete grondexploitatie). Lukt dit niet dan moeten deze kosten direct afgeboekt worden ten laste van het jaarresultaat. In eerste instantie worden deze kosten onder de immateriële vaste activa geplaatst.
- De disconteringsvoet is landelijk gereguleerd naar 2%.
Vervallen post niet in exploitatie genomen bouwgronden
Grond dat een vaste bestemming heeft en niet in een transformatieproces zit (de nog niet in exploitatie genomen bouwgronden) zijn opgenomen onder de materiële vaste activa. De voorraadcategorie quotNiet in exploitatie genomen grondenquot bestaat niet meer met ingang van 1 januari 2016.
Uitzettingen met rentetypische looptijd < 1 jaar
De vorderingen worden gewaardeerd tegen verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs. Jaarlijks wordt de kwaliteit van de vorderingen beoordeeld. Voor verwachte oninbaarheid is een voorziening in mindering gebracht. De voorziening wordt statisch bepaald op basis van de geschatte inningskansen. Jaarlijks wordt de administratie opgeschoond, dat wil zeggen dat vorderingen die oninbaar blijken te zijn, worden afgeboekt.
Liquide middelen en overlopende activa
Deze activa worden tegen de nominale waarde opgenomen.
VASTE PASSIVA
Eigen vermogen
De reserves zijn onderverdeeld in de algemene reserves en bestemmingsreserves.
De reserves worden gewaardeerd tegen de nominale waarde.
Voorzieningen
Voorzieningen worden tegen het nominale bedrag van de betrokken verplichting c.q. het voorzienbare verlies gewaardeerd.
De pensioenverplichting voor de wethouders is tegen de contante waarde van de (opgebouwde) toekomstige uitkeringsverplichtingen gewaardeerd.
De onderhoudsegalisatievoorzieningen zijn gebaseerd op een beheerplan en de daarin vastgestelde kwaliteitseisen.
Bij de materiële vaste activa is aangegeven dat investeringen waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing in rekening gebracht kan worden in een afzonderlijke categorie gepresenteerd worden. Dat geldt ook voor de bijbehorende voorziening. Deze voorziening wordt, voor zover die toereikend is, gebruikt om investeringen in riolering af te boeken.
Vaste schulden met rentetypische looptijd > 1 jaar
Vaste schulden met een rentetypische looptijd langer dan een jaar worden tegen de nominale waarde gewaardeerd, verminderd met gedane aflossingen.
VLOTTENDE PASSIVA
De vlottende passiva worden tegen de nominale waarde gewaardeerd en bestaan uit:
- Netto vlottende schulden met rentetypische looptijd lt 1 jaar
- Overlopende passiva
Totaalbedrag waarborgen en garanties
De gemeente heeft diverse waarborgen en garanties verleend. Het totaalbedrag wordt onderaan de balans afzonderlijk gepresenteerd.