Onder het begrip weerstandsvermogen verstaan we het vermogen van de gemeente om risico’s op te kunnen vangen, zodat het afgesproken gemeentelijke takenpakket toch onverkort uitgevoerd kan worden.
In het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) wordt aangegeven dat het weerstandsvermogen bestaat uit de relatie tussen enerzijds:
- de weerstandscapaciteit: de middelen waarover we (kunnen) beschikken om niet begrote kosten te kunnen dekken, en anderzijds:
- alle risico’s waar nog geen voorzieningen voor gevormd zijn en die van materiële betekenis kunnen zijn.
Voor de gemeente is de weerstandscapaciteit van belang. Een sluitende begroting geeft weliswaar aan dat er evenwicht is tussen de uitgaven en inkomsten, maar ook dat er beperkte ruimte is voor het opvangen van tegenvallers. De weerstandscapaciteit bestaat uit twee onderdelen; de structurele en de incidentele weerstandscapaciteit.
Structurele weerstandscapaciteit
De structurele weerstandscapaciteit dient voor het opvangen van risico’s met een meerjarig effect. Deze middelen worden gevormd door de onbenutte belastingcapaciteit en de post onvoorzien.
Op basis van de OZB-tarieven per 1 januari 2018 en de waarde van de onroerende zaken naar de toestand per 1 januari 2017 zullen de OZB-opbrengsten met € 1,0 miljoen moeten stijgen voordat het zogenaamde ‘redelijk peil’ van het belastingpakket bereikt is. Hierbij is nog geen rekening gehouden met toekomstige inflatiecorrecties zoals vastgesteld in eerdere begrotingen.
De post onvoorzien (€ 300.000) is structureel in de begroting opgenomen en maakt ook onderdeel uit van de structurele weerstandscapaciteit.
Incidentele weerstandscapaciteit
De incidentele weerstandscapaciteit is als volgt opgebouwd:
- het vrij aanwendbare deel van de algemene vrije reserve (inclusief de algemene bedrijfsreserve van het grondbedrijf)
- de niet beklemde bestemmingsreserves (overige bestemmingsreserves)
- de stille reserves
- algemene vrije reserve
In het verleden stelde de provinciale toezichthouder een norm voor de hoogte van de algemene vrije reserve. Deze norm was 10% van de algemene uitkering. Tegenwoordig kan elke gemeente zelf een norm stellen voor de noodzakelijke omvang. Hierbij zijn de volgende aspecten van belang:
- heeft de gemeente alle risico’s in beeld?
- welke beheersmaatregelen heeft de gemeente inmiddels genomen om risico’s te beperken?
- welke risico’s zijn nog niet afgedekt?
Alle risico’s hebben we naar verwachting voldoende herkend. Het grootste deel van deze risico’s hebben we ook voorzien van beheersmaatregelen en waar nodig afgedekt door middel van een voorziening of reserve (bijvoorbeeld het grondbedrijf). Ook de risico’s die zich kunnen voordoen bij grote projecten, zoals Heesch-West, hebben we in beeld gebracht. Hiervoor hebben we bovendien beheersmaatregelen geformuleerd en deels dekkingsmiddelen gereserveerd.
Daarnaast hebben we risico’s geïdentificeerd waarvan we het bedrag en de kans van optreden met onvoldoende zekerheid kunnen bepalen. Deze komen ten laste van de weerstandscapaciteit.
Uitgaande van de oorspronkelijke provinciale norm, de hiervoor genoemde 10% van de algemene uitkering, dient de algemene vrije reserve ongeveer € 16 miljoen te zijn (per 1 januari 2018). Hierbij is rekening gehouden met de stijging van de algemene uitkering vanwege de decentralisaties in het sociaal domein. De algemene reserves hebben per 31 december 2017 een omvang van € 27,6 miljoen (€ 21,2 miljoen algemene vrije reserve en € 6,4 miljoen algemene bedrijfsreserve van het grondbedrijf (ABR)). Dit is exclusief het jaarrekeningresultaat van 2017.
- niet beklemde bestemmingsreserves
Bestemmingsreserves bevatten middelen die de gemeenteraad voor een bepaalde doelstelling geoormerkt heeft. De gemeenteraad is bevoegd om de bestemming van deze reserves te wijzigen of te besluiten tot extra mutaties ten laste of ten gunste van deze reserves. De bestemmingsreserves kunnen hiermee dus ingezet worden voor het opvangen van risico’s als die zich voordoen.
We kennen twee soorten bestemmingsreserves. De bestemmingsreserves voor de afdekking van afschrijvingslasten e.d. en de overige bestemmingsreserves. De bestemmingsreserves voor de afdekking van afschrijvingslasten e.d. zijn niet beschikbaar voor de incidentele weerstandscapaciteit, omdat deze structureel zijn ingezet voor de afdekking van (kapitaal)lasten in de begroting. De overige bestemmingsreserves kunnen wel ingezet worden voor het afdekken van risico’s als de raad hiertoe besluit. Dit betekent wel dat deze middelen in dat geval niet meer beschikbaar zijn voor het oorspronkelijke doel waarvoor de bestemmingsreserves gevormd zijn.
- stille reserves
Stille reserves zijn activa waarvan de boekwaarde lager is dan de werkelijke waarde en die direct verkoopbaar zijn. Een volledig beeld is niet voorhanden.
Totale weerstandscapaciteit
Samengevat is de huidige weerstandscapaciteit:
bedragen in euro’s |
Onbenutte belastingcapaciteit | 1.000.000 |
Post onvoorzien | 300.000 |
Incidentele weerstandscapaciteit (31-12-2017) | |
---|
Algemene reserves | 30.735.062 |
Niet beklemde bestemmingsreserves | 41.671.599 |
Stille reserves | PM |